De Tuinboon

Na 9 maanden wachten was daar dan eindelijk de Tuinboon. Het was een bijzonder fraai exemplaar. Maar liefst drie generaties bejubelden haar dopneusje, pruillipje en ronde wangetjes.
‘Doen jullie toch alsjeblieft eens normáál’, steunde Grote Broer toen zijn kant van de familie de kraamkamer binnen kwam rollen, alsof hij al aanvoelde dat elke toekomstige mentale afwijking waarschijnlijk aan zijn genen te wijten valt.
‘Geen idee waar je het over hebt’, antwoordden Kleine Broer en ik hautain, terwijl we goud, mirre en wierook aan het voeteneind van onze Snoezige Schoonzus legden. ‘Ik heb al een levenslang abonnement voor Vogue op haar naam gezet’, vertelde ik, ‘en een moodboard voor haar garderobe gemaakt. Het najaar komt er weer aan en bij Baby Dior is het alleen maar pastel wat de klok slaat.’ ‘Mag ik hier roken?’, vroeg Kleine Broer. De diverse opa’s en oma’s maakten druk ondersteboven foto’s met hun speciaal voor de gelegenheid aangeschafte smartphones, die ze vervolgens per ongeluk naar hun belastingadviseur verstuurden.
In de weken die er op volgden verkeerde de hele familie op een roze wolk. Mijn Snoezige Schoonzusje werd er alleen maar relaxter op. ‘Mag ik…?’, riep ik, terwijl ik met mijn jas nog aan in de wieg begon te graaien. ‘Ik vind het prima hoor’, antwoordde ze en installeerde zich met een Linda op de bank. Ze bleef rustig lezen terwijl Kleine Broer en ik op de achtergrond een verwoede strijd voerden wie de Tuinboon uit de wieg mocht halen, verschonen en rondrijden in de kinderwagen.
Grote Broer moest er nog even aan wennen zijn enige kind over te leveren aan de impulsen van zijn onvoorspelbare broer en zuster. ‘Je gedraagt je verdorie nog bezitteriger dan vroeger met je Gameboy’, foeterde Kleine Broer. ‘Dat was omdat jij die een keer hebt proberen te ontleden met een blikopener’, bracht ik hem in herinnering. ‘Jij hebt je Barbie kaalgeknipt’, riposteerde Kleine Broer. ‘Ze had de jukbeenderen niet voor lang haar!’.
Grote Broer keek naar zijn dochter, zoals ze in de wieg lag te slapen met haar perfecte mollige ledematen en perfecte goudblonde vlashaartjes. Kleine Broer en ik moeten een paar jaar wachten voor we haar weer mogen zien.

Onze vader

Ik belde mijn vader op zijn verjaardag. Hij vertelde dat hij alleen thuis was, maar dat niet erg vond. 
‘Ik zat in de tuin’, zei hij. ‘En ik moest  denken aan mijn verjaardag 56 jaar geleden. Mijn broer en ik waren 7 geworden. We zaten in een vakantiekolonie en hadden allebei een autootje gekregen. En ik zie nu de hele tijd voor me hoe we daarmee buiten zaten te spelen.’ 
Het bleef een hele tijd stil aan de andere kant van de lijn. 
‘Gek hè’, zei hij toen. 

Over de liefde en een broodje bal

Ik nam mijn dronken man mee naar huis. 'Ik heb eigenlijk wel trek', concludeerde hij moeizaam, nadat hij zijn schoenen had weten uit te trekken en ik zijn zonnebril en iPhone had gered. 'Zal ik een broodje bal voor je maken?', bood ik aan. Hij knorde goedkeurend en zwabberde naar de slaapkamer. 
Ik maakte een broodje bal, maar niet zomaar een broodje bal. Eten staat voor mij gelijk aan liefde, dus had ik gehaktballen gemaakt zoals ik van mijn moeder had geleerd: 'een beetje ketjap erbij, en een beschuitje en een ei.' Zachtjes gebraden, lekker brood, wat Zaanse mayonaise erbij. Met een bord vol liefde liep ik naar de slaapkamer. 
'Kijk eens wat ik voor je heb', fluisterde ik. Niks. Ik sjorde aan zijn arm. Hij gromde. 'Ik heb een broodje bal voor je gemaakt!' Sjor, sjor. Grom, grom. Wat ik ook probeerde, het broodje bal bleef onaangeroerd. 
Daar zat ik dan, met mijn broodje bal. 'Waar heb ik dit broodje nog voor gemaakt?', jammerde ik à la Maria Callas. 'Ik werp het zo van het balkon, met mezelf erbij.' Dit bracht zowaar een korte reactie teweeg uit de geborchten van mijn opgehoopte dekbed: 'Doe maar zo.'
De rest van de nacht vroeg ik me koortsachtig af waar het mis was gegaan en wat de toekomst nog voor ons in petto had. Wat nou als hij later onze kinderen zou verkopen om op de paarden te kunnen wedden en mijn protest alleen maar zou afdoen met een 'doe maar zo'?
De volgende ochtend werd hij wakker en wierp een blik over de rand van het bed. 'Hee, een broodje bal!', riep hij blij en zette meteen zijn tanden erin. Ik keek angstig toe. 
'Dit was het lekkerste ontbijt dat ik ooit heb gehad', zei hij.

At the office

De redactie van het Bekende Tijdschrift in Londen bevindt zich in de sjiekste winkelstraat van de stad, naast Dolce&Gabbana en tegenover Gucci. Ondanks de toplocatie bestaat de redactie gewoon uit een lelijk Brits kantoor met kleine mensen erin. Als een echte professional had ik me nauwkeurig voorbereid op mijn eerste werkdag en dus verscheen ik met zorgvuldig geselecteerde outfit, accessoires en nagelkleur op de redactie. Ik had mezelf de moeite kunnen besparen, want behalve de assistent van de assistent van de hoofdredacteur praatte er niemand tegen me. 

Mijn eerste opdracht volgde keurig de lijn van The Devil Wears Prada: ik moest door het bruisende centrum van Londen heen om kaartjes op te halen voor de National Television Awards. Daarna mocht ik de post sorteren. Geen fashionable taakje weet ik, maar stiekem ben ik er dol op. Het opwindendste wat er die dag gebeurde was niet de nieuwe collectie van Chanel of een smakelijke celebrity scheiding, maar de hond van Tatler Magazine die vast was komen te zitten in de draaideur van Vogue House, een paar straten verderop, en er niet meer levend uit was gekomen. 'Poor Tatler Alan', verzuchtte de assistent van de assistent met haar knauwende Amerikaanse accent. 'May God bless his canine soul.'

Het volgende Devil Wears Prada momentje kwam toen ik iemand aan de telefoon had met een vraag over Features en ik deze aan de Features Editor besloot te stellen. Toen ik begon met praten keek ze op - en dwars door me heen. Ineens hoorde ik de stem van Meryl Streep in mijn hoofd: 'Go bore someone else with your...questions.' De assistent van de assistent van de Features Editor haastte zich naar me toe en voerde me geruisloos af. Aan het eind van de dag kreeg ik eindelijk een journalistiek opdracht: 10 vragen over de man en zijn penis.

De tweede dag voelde ik me nog meer in een sociaal isolement, toen ik van een assistent een mail kreeg of ik thee wilde halen voor de hele redactie. Deze assistent zit aan het bureau naast mij. Bovendien was de hoofdredacteur weer terug en aangezien ik met haar assistents assistent aan het bureau naast haar kantoor zit, vind ik het een prestatie dat ook zij dwars door me heen wist te kijken, iedere keer als ze langskwam en een order uitdeelde. 

De derde dag ging het iets beter. Ik moest een lijst samenstellen van feministische celebrities en een dry cappuccino halen voor de hoofdredacteur. 'Love your jumper', kreeg ik als bedankje. Daar was ik blij mee, want hoewel het kantoor tot 25 graden werd opgestookt, was ik stug mijn hippe truien blijven dragen. Maar 's avonds wilde ik toch ook wel weer graag terug naar Amsterdam, waar mensen graag en veel tegen je praten. Of schreeuwen. Ook goed. 

Woman on a mission


En toen beslootik modejournalist te worden. Omdat ik niet in eigen land durfde te beginnen(met de gedachte aan m’n broers die elke ochtend zeiden dat een papieren zak over m’n hoofd het enige was dat nog aan mijn outfit ontbrak) besloot ik eerst mijn geluk te beproeven in Groot-Brittannië, waar het dagelijkse modebeeld nog gedomineerd wordt door centimeters oranje make-up, nepwimpers en outfits die weliswaar ook in bepaalde delen van Amsterdam worden gedragen, maar dan door professionals. Ik ging in Londen bij een Bekend Tijdschrift langs, werd geïnterviewd door twee miniatuurvrouwtjes en kreeg de unieke kans om drie weken lang op de redactie door te brengen, waar ik zou bouwen aan een Nieuw Modetijdperk, onderbroken door power lunches bij Harvey Nichols en hippe feestjes in Soho.

Een dag voor vertrek wilde ik eigenlijk niet meer weg uit Amsterdam, waar het zelfs zonder Harvey Nichols ook fijn was, maar wat moest de Britse modewereld zonder mij? Dus pakte ik twee koffers vol met wollen truien, paraplu’s en mijn gebruikelijke etensvoorraad (knakworsten/pindakaas/stroopwafels) en werd door een triomfantelijke Bijna Bejaarde Vader naar Schiphol gereden. Hij had na weken van touwtrekken, waar beurtelings het echtscheidingsconvenant en het kerstdiner van ’93 bij werden aangehaald, de bittere strijd met mijn moeder over wie mij mocht wegbrengen gewonnen. Ik woon een half uur bij Schiphol vandaan, dichter dan bij mijn ouders dus, en bovendien is het mij een raadsel waarom ze er op staan iedere keer hun 25-jarige dochter uit tezwaaien, als die zich weer in een bij voorbaat mislukt avontuur stort in plaats van gewoon een baan met pensioenregeling te zoeken.'De moderne technologie staat toch voor niks hè’, mijmerde mijn Bijna Bejaarde Vader en keek verliefd naar de bagagerobot die mijn koffer opslokte, terwijl ik probeerde 3 kilo aan overgewicht in mijn handbagage te proppen. ‘Kijk, je kunt hier zelfs automatisch je paspoort laten lezen!’

Toen was ik in Londen. Snel toch, hoe je sommige dingen vergeet. De auto’s die van de verkeerde kant komen, de kinderen die zonder jas in de vrieskou rondlopen, maarook het vriendelijke ‘alright, love?’ van de mensen die me helpen met mijn tassen. Ik had een kamer gehuurd bij een particulier, die zich op de website Olivia noemde, maar in het echt Flo scheen te heten en die zich omschreef als iemand die in was voor zowel cocktailavondjes als gothic nachten.In de straat vol stralend witte herenhuizen en glanzende PC Hooft-trekkers belde ik aan bij het juiste adres. Niks. Ik belde Flo/Olivia. Niks.  Ik installeerde me op de stoep en wist een half uur lang met ijzeren logica een opkomende paniekaanval te onderdrukken: ‘Ik heb een creditcard, sigaretten en in het ergste geval…bel ik m’n moeder.’
Toen ik me net begon af te vragen of ik mijn noodvoorraad knakworsten aan zou breken, werd ik teruggebeld door Flolivia. ‘Sorry, I’ve been on a bender for two years man,alcohol must have affected my brain.’ Bij het penthouse werd de deur opengedaan door een Aziatische vrouw in een tijgerpak, die zich meteen weer met een blikje Coca-Cola Zero (samen met rode wijn de enige consumptie waar ik haar tot nu toeop heb kunnen betrappen) op de bank nestelde. 

Flolivia is een bijzondere vrouw.Ze woont in een van de duurste wijken in een van de duurste steden ter wereld, maar schijnt niet te hoeven werken (of te eten). Ze ziet er uit als eind 20,maar heeft twee zoons op kostschool en de universiteit. Ze weet overal over mee te praten, van de Franse revolutie tot de ontwikkeling van het oud-Fries. De woonkamer is gedecoreerd met harnassen, typemachines en middeleeuwse martelwerktuigen. ’s Avondskomt ze tot leven. De eerste avond kwam er een ‘vriend’ op bezoek, die iets te lang mijn hand vasthield, weinig van Flolivia wist te weten, maar die ik wel met haar hoorde stoeien in de gang. Het mysterie van de dure woning is misschien wel gedeeltelijk opgelost.Ik denk in ieder geval niet dat ik me hier zal hoeven vervelen.